Het begon als een gewone kerstavond…

Geschreven door Annerie Snier, geestelijk verzorger bij ZorgAccent

Het schemerde al een beetje en het werd steeds stiller op straat. De meeste mensen waren al naar huis. De laatste winkeliers deden de deuren op slot en hier en daar haastte zich nog een late klant over straat, diep weggedoken in de winterjas. Gauw naar huis, want het was koud en de lucht rook naar sneeuw. In de verte zag mevrouw Verscheer de lichtjes van de huiskamers één voor een aanfloepen. Daar,… daarachter ergens, waar de straat een bocht maakt, daar had ze haar hele leven gewoond. Daar had ze altijd kerst gevierd met alles erop en eraan. Eerst samen met haar man, later alleen met de kinderen. Hoe zou de kerst dit jaar verlopen?

Voor het eerst kerst in een andere omgeving. Ze mocht niet klagen, vond ze zelf, want ze had het wel getroffen met haar kamer. Niet te ver van de lift en met mooi uitzicht. De kinderen hadden hun best gedaan om er iets gezelligs van te maken. Zouden ze nog komen vanavond? Ze hoopte maar dat ze voorzichtig aan deden want weerman Erwin Krol had gladheid voorspeld. Haar dochter had in een dwaze bui een kerstboompje gekocht. Het paste net op een bijzettafeltje. ‘Mam, we komen gewoon bij jou kerstfeest vieren en een boompje hoort erbij!’ Boven op het boompje prijkte een zilveren engeltje. Van thuis,.. van vroeger. Zelf vond ze de engel eigenlijk helemaal niet mooi. Het ding keek zo lelijk, maar de kinderen waren er altijd dol op geweest. Ze wilde hen niet kwetsen dus liet ze de engel maar zitten. Als ze haar ogen een beetje toekneep, leek het nog wel wat.

Zag ze dat nou goed? Plakten er sneeuwvlokken tegen de ruit? Ze schoof wat dichter naar de verwarming bij het raam. Ja, hoor op de vensterbak lag al een kleine laag. He, gezellig. Met sneeuw vond ze kerst nog mooier. Als de kinderen nu maar thuisbleven. Ze zag ze liever niet, dan dat ze zich zorgen maakte over hen. Als kind hield ze er al van om uren naar vallende sneeuw te kijken. Een vlok volgen van boven langs het raam, helemaal tot op de grond en nog één, en nog één. Nou, als het zo door bleef vallen, dan lag er morgen een dik pak sneeuw. Leuk voor de kleinkinderen om op het grasveld een mooie sneeuwpop te maken. Vergenoegd dook ze dieper weg in haar vest.

Een paar uur later lag de sneeuw al centimeters dik op de daken. Auto’s konden niet meer van hun plek. Kouder en kleiner werd de wereld. En terwijl mevrouw Verscheer in de verte zat te staren viel haar oog opeens op donkere schimmen. Ze zag twee mensen op een brommer. Ze kon ze net onderscheiden. Dan reden ze weer een eindje, dan stonden ze weer stil. Wat doen ze ook met dit slechte weer op straat? Kijk daar gaan ze weer verder en alweer staan ze stil. Het lijkt wel of de brommer niet meer op gang wil komen. Kijk nou, ze laten de brommer achter en schuifelen voetje voor voetje verder. De man zwaait wanhopig met zijn armen. Probeert hij iemand te waarschuwen? Opeens zit mevrouw Verscheer rechtop in haar stoel. Kijk nou toch! De vrouw lijkt wel hoogzwanger. Ze kijkt nog eens. En ja hoor, een vrouw zo zwanger als het maar kan. Ze ziet de man en vrouw verder worstelen richting Wierden. De vrouw kan niet meer, dat ziet mevrouw Verscheer duidelijk. En de man kan haar niet houden. Mevrouw Verscheer neemt een besluit. Ze moet hen helpen. Kordaat neemt ze haar rollator en zo snel ze kan loopt ze de gang op. Ze schuift de lift in en drukt op O.

Eenmaal beneden kijkt ze de verlaten hal door. Gelukkig ziet ze nog net de verzorgende die nachtdienst heeft, de hoek om gaan. ‘Peter’, roept ze, ‘kun je me helpen?’ Peter loopt naar haar toe en kijkt haar vragend aan. Mevrouw Verscheer struikelt bijna over haar woorden, als ze buiten adem probeert uit te leggen wat er aan de hand is. ‘Er zitten mensen in de sneeuw vast. Ze kunnen niet verder en ze hebben hulp nodig. Zij is hoogzwanger! We moeten hen helpen.’ ‘Wat?’, roept Peter, ‘met dit weer? Blijft u maar hier, dan ga ik op onderzoek uit.’

Mevrouw Verscheer zakt buiten adem op een stoel neer in de Kanderij. De nachtzuster komt polshoogte nemen en mevrouw vertelt haar over het stel op de weg door de sneeuw. Even later ziet mevrouw Verscheer een besneeuwde Peter terugkomen. Naast hem de man van de brommer en tussen hen in dragen ze de vrouw die duidelijk op alle dagen loopt. De rolstoel, die de zuster aanschuift, is zeer welkom. De man vertelt dat ze onderweg waren naar familie. Ze dachten er nog wel te kunnen komen voordat het weer slechter werd, maar toen ging die brommer zo raar doen.

De vrouw kreunt zachtjes. ‘Joop, Joop ik denk dat het begonnen is!’ De zuster belt met de verloskundige en de huisarts. Niet te bereiken, allemaal vast in de sneeuw. Wat nu?

Mevrouw Verscheer kijkt de nachtzuster aan. ‘Maar jij hebt toch in de kraam gewerkt? Toen ik de eerste nacht hier niet kon slapen en je langs kwam, heb je me dat verteld!’ De zuster kijkt bedenkelijk. ‘Het is wel lang gelden hoor.’ ‘We hebben geen andere keus’, zegt mevrouw Verscheer beslist. ‘Is er niet ergens een kamer vrij? Ze kan toch moeilijk hier in de hal bevallen.’

Een kleine optocht trekt laat op die avond door ’t Wedervoort. Eerst de nachtportier met een loper, daarachter de zuster met een artsenkoffer. Dan de man met zijn vrouw in een rolstoel en helemaal achteraan… volgt mevrouw Verscheer.

Hier en daar gaat er een deur open. ‘Wat is er aan de hand? Een bevalling hier in huis?’ Als een lopend vuurtje gaat het door het huis. Van slapen komt die nacht niet veel. Mevrouw Verscheer zit als een stille wachter op de gang. Ze dommelt af en toe in, maar is niet van plan naar bed te gaan.

Tegen de ochtend steekt de zuster haar hoofd om de deur. Ze ziet mevrouw Verscheer en lacht: ‘Het is een meisje en alles is goed gegaan! Ze heet Maria! Wel is er nu een tekort aan van alles. Melk heeft de moeder zelf maar we hebben niets om de baby aan te trekken.’ Ook dat gaat als een lopend vuurtje het huis door. En al gauw laat de eerste bewoner z’n gezicht zien. In zijn hand een rompertje. ‘Ik had het gekocht voor mijn aanstaande kleinkind, maar dat laat toch nog op zich wachten’. De volgende brengt een beeldig pakje mee: ‘Het was voor de baby van mijn oude buurmeisje, maar daar verzin ik wel wat anders voor.’ Zelfs een luiertje wordt aangedragen. ‘Heeft mijn kleindochter laten liggen.’

Als iedereen ‘s ochtend aan de koffie zit, hebben de bewoners er hun mond vol van. Wat een mop, een echt kerstkindje in ’t Wedervoort. Daar komt een ambulance aan. Die zal hen wel naar huis brengen. En als de man en zijn vrouw met het kindje langskomen, is iedereen sprakeloos. Ach, wat een lief koppie.

Mevrouw Verscheer is terug op haar kamer. Wat een kerstfeest! Haar oog valt op het engeltje. Is het verbeelding of lijkt het engeltje te glimlachen? Moe maar voldaan tuimelt ze in bed. Wat zullen de kinderen opkijken over het verhaal dat ze straks te vertellen heeft!

 

    Vraag gemakkelijk en snel informatie aan.





    Ik was vanmiddag even bij de supermarkt en daar sprak een oudere mevrouw mij aan. Jij bent van ZorgAccent (ik had mijn werkjas aan)? Wil jij me dan even helpen pinnen? Jou vertrouw ik wel.

    Medewerker

    Onze cliënten
    waarderen
    ons met een 9.4

    Beoordeel ons op
    Zorgkaart Nederland

    zorgkaartnederland zorgaccent
    kaart locatie footer